Economie in Beelden



Stilte


Met de uitdrukking “Voor niets gaat de zon op” kunnen economen maar weinig aanvangen. Ze hebben het liever over zaken die geld kosten en waarvan de waarde derhalve meetbaar is. Maar er zijn nu eenmaal ook zaken die niets kosten. Het kan interessant zijn eens te kijken naar de manieren waarop we geprijsde en ongeprijsde goederen behandelen.

In zijn jacht naar overleven en als het kan een beetje comfort maakt de mens gebruik van de hulpbronnen die de aarde hem biedt. Nu heeft de aarde van alles in de aanbieding. Laten we eens twee gaven van de natuur met elkaar vergelijken, ruimte en stilte. Economen zijn geneigd alleen de eerste gave in beschouwing te nemen; voor ruimte kan immers worden betaald, stilte brengt niets op.

Een belangrijke eigenschap van de ruimte (in het platte vlak wel te verstaan) is dat ze in duidelijk omschreven stukken kan worden verdeeld. Je kunt een stuk grond omheinen, erop gaan staan en vervolgens zeggen: “Dit stuk land is van mij. Wie het hebben wil, kan het krijgen, maar moet er wel voor betalen.” We stuiten hier op de juridische basis van elk economisch verkeer in een markteconomie: het particulier eigendom maakt ruil, en dus prijsvorming, mogelijk.

De stilte daarentegen kan niet in compartimenten worden verdeeld. Er bestaat geen kadaster van de stilte. Stilte kan dus niet worden verhandeld en er kan geen prijs voor worden gevraagd. Dat is in zekere zin jammer, want de mens is geneigd niet erg zorgvuldig om te gaan met zaken die niets kosten. Vooral in de zomermaanden, als we wat langer buiten zijn, plukken we daar de wrange vruchten van.

Het is bijna ongelooflijk hoeveel lawaai de mens maakt in zijn streven naar geluk. Alleen al zijn verplaasting geschiedt in veel gevallen met luid geraas. En dan zijn heg en grasveld — menige vredige zomeravond wordt wreed verstoord door het verscheurende geluid van heggenschaar of maaimachine. En zijn muzikale ontspanning gaat niet zelden gepaard met in de verre omtrek te horen, woeste baspartijen.

Hoe schaarser de ruimte wordt, hoe meer ervoor betaald moet worden. Het gevolg is dat er dan zorgvuldiger met de ruimte wordt omgesprongen. Ons collectief bezit aan stilte kan echter niet via de markt beheerd worden. En waar de markt faalt, dient de overheid regulerend op te treden. Dat gebeurt natuurlijk ook, er zijn verboden om meer dan een vastgestelde hoeveelheid lawaai te maken. Maar rond verboden zit altijd een grijs gebied van lawaai dat volgens velen “ook nog wel kan”.

Er is wel vaker op gewezen dat de overheid in dit opzicht het marktmechanisme een handje zou kunnen helpen. Meet het aantal decibels dat een (consumptie)artikel zou kunnen maken en verhoog de prijs van het betreffende product met een lawaaiheffing evenredig aan het potentiële geluidsniveau. Grasmaaiers met een benzinemotor zouden duurder worden dan maaiers met een electromotor, gettoblasters zouden misschien wel onbetaalbaar worden.

Technisch is een en ander goed mogelijk, hoewel het natuurlijk weer een hele bureaucratie geeft. Een probleem is wel dat rijke mensen meer lawaai kunnen maken dan mensen die het wat minder breed hebben. Maar ja, is het ook eens een voordeel dat de inkomensverschillen toenemen.


Economie in Beelden