Klein misverstand
Jaren geleden stond in Sneek op de hoek van de Oosterdijk en de Prins Hendrikkade een man die dacht dat hij het verkeer regelde. Als het verkeerslicht op groen sprong, maande hij de weggebruikers in beweging te komen. Sprong het op rood, dan dwong hij het verkeer tot stoppen. Hij nam zijn taak ernstig en leek een vaste greep op de gebeurtenissen te hebben.
In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw voerde Nederland een actieve conjunctuurpolitiek. De bekende Engelse econoom John Maynard Keynes (1883-1946) had vrij precieze aanwijzingen gegeven voor een dergelijk beleid. Omdat het beleid effect leek te hebben, meenden de politici een vaste greep op de gebeurtenissen te hebben.
Met ‘conjunctuur’ wordt een min of meer regelmatige afwisseling van voorspoedige en minder voorspoedige tijden bedoeld. Vanwege de, overigens zeker niet perfecte, regelmaat wordt wel van een conjunctuurgolf of –cyclus gesproken. In de opgaande fase nemen de bestedingen en daarmee de productie en de werkgelegenheid toe. In de neergaande fase laten de bestedingen het afweten, zodat de productie niet of nauwelijks groeit en de werkloosheid gaat oplopen.
Nu was het in die tijd een belangrijke doelstelling de conjunctuurgolven zo veel mogelijk te dempen. Volgens Keynes kon de overheid dat doel bereiken door haar inkomsten en uitgaven af te stemmen op de actuele fase van de conjunctuurgolf. In de opgaande fase zou ze wat op de rem moeten trappen door bijvoorbeeld haar uitgaven in de hand te houden of de belastingen te verhogen. In de neergaande fase zou het geen kwaad kunnen wat extra gas te geven. Dat zou kunnen door de overheidsuitgaven te verhogen en de belastingdruk te verlagen.
Heeft deze anticyclische politiek gewerkt? De praktijk van de jaren vijftig en zestig laat in elk geval twee dingen zien: de overheid nam allerlei anticyclische maatregelen en de economische ontwikkeling was gelijkmatiger dan ooit. De conjunctuurgolf leek met succes te zijn bestreden en werd zelfs dood verklaard.
Maar het lag even anders. Verschillende onderzoekers zijn onafhankelijk van elkaar tot de conclusie gekomen dat er voor enige zelfingenomenheid geen reden bestond. Het bleek dat meer dan de helft van de maatregelen een tegenovergesteld, dus een procyclisch, effect heeft gehad. De timing van dit soort maatregelen is bijzonder moeilijk. Als je in een neergaande fase een stimulerende maatregel wilt nemen, duurt het vaak geruime tijd voordat hij effect heeft. Hij moet bedacht, door het parlement geloodst en tenslotte uitgevoerd worden. Alle kans dat, als hij in werking treedt, de economie uit zichzelf de weg naar boven alweer gevonden heeft, zodat de maatregel juist met de conjunctuur meebeweegt.
Dat van de conjunctuurgolven in die periode weinig te merken was, had dus niet zo veel met de conjunctuurpolitiek te maken, als wel met de ongehoorde economische groei, die alle rimpels (en dus ook de conjuncturele schommelingen) glad streek. De geschiedenis is hier wel erg listig te werk gegaan. Niet alleen gaf ze de maatregelen een onbedoeld en averechts effect mee, ze liet de mensen ook nog eens geloven dat de betreffende maatregelen een succes waren.
Economie in Beelden