25 Grote Economen



John Hicks





De in 1904 geboren Engelse econoom John R. Hicks heeft zelf geen revolutionair nieuwe theorieën bedacht, maar is wel zeer belangrijk geweest in het verder uitbouwen van bestaande theorieën. Verder was hij een begaafd didacticus; hij was in staat om de meest ingewikkelde denkbeelden in een eenvoudige, voor de modale econoom bevattelijke, vorm te gieten. Niet voor niets werd Hicks voor zijn verdiensten — in 1964 — in de adelstand verheven en mocht hij zichzelf voortaan Sir John Hicks noemen.

Hicks werd geboren Warwick. Zijn vader was journalist bij de plaatselijke krant en zijn tamelijk dure opleiding (Balliol College, Oxford) heeft hij gedeeltelijk zelf moeten betalen. Aanvankelijk studeerde hij wiskunde, maar deze wetenschap bevredigde hem niet erg. Hij ‘switchte’ in de richting van de filosofie, politieke wetenschappen en economie. Een belangrijke gebeurtenis in zijn leven was de lezing van het werk van de Italiaanse econoom Vilfredo Pareto. Hij besefte dat Pareto te vroeg was gestopt en dat hij, Hicks, zijn werk diende af te maken, namelijk door de economische analyse helderder en preciezer te maken door deze te vertalen in wiskunde.

Na hier en daar gedurende korte tijd les te hebben gegeven (Londen, Cambridge, Zuid-Afrika), vond hij zijn stek op de London School of Economics. Hij voelde zich daar volledig op zijn gemak en had stimulerende collega’s als Lionel Robbins, Friedrich von Hayek en Abba Lerner. Later heeft hij nog gedoceerd in Manchester en Oxford.

In een beroemd artikel, Mr. Keynes and the Classics uit 1937, heeft hij de grondslag gelegd voor het befaamde ISLM-model, een model waarmee vele economen zijn opgegroeid. Zoals bekend, bracht Keynes in de economie een kleine revolutie teweeg door te stellen dat de productie de (effectieve) vraag volgde in plaats van andersom (zoals de Classics, Keynes’voorlopers beweerden). Daarnaast had Keynes zo zijn ideeën over de geldmarkt, maar het was Hicks die de relatie tussen goederen- en geldmarkt helder uiteenzette. In het ISLM-model kwam op bijna klassieke wijze simultaan evenwicht tot stand op beide soorten markten, maar dat evenwicht had wel een keynesiaans karakter, d.w.z. er was geen enkele garantie dat de uiteindelijke productieomvang gelijk zou zijn aan de productiecapaciteit.

Overigens haalde het ISLM-model wel een belangrijk element uit de keynesiaanse theorie weg. Keynes legde altijd veel nadruk op de rol van onzekere verwachtingen, waarvan vooral de investeringen last hadden. In het ISLM-model hangen de investeringen tamelijk mechanisch van de rentestand af. De helderheid en precisie die Hicks nastreefde, heeft hier een prijs moeten betalen in de vorm van een geringer realiteitsgehalte.

Zo mogelijk nog bekender is Hicks geworden door zijn behandeling van het inkomens- en substitutie-effect. Hij gebruikte daarbij een al bestaand instrument, de zogenaamde indifferentiecurve, die door o.a. de Engelse econoom Edgeworth was geconstrueerd. Prijsveranderingen hebben doorgaans meerdere effecten. Als bijvoorbeeld de huren stijgen, zal er niet alleen een tendens tot het kopen van woningen ontstaan (het substitutie-effect), maar daarnaast zal de huurstijging de koopkracht aantasten (het inkomenseffect). Beide effecten samen zorgen ervoor dat in normale gevallen een prijsverhoging leidt tot een afname van de vraag; er zijn echter ook andere uitkomsten mogelijk, bijvoorbeeld in het geval van inferieure goederen. Hicks liet met zijn analyse zien dat de veel gebruikte en zonder meer aangenomen vraagcurve (een hogere prijs leidt tot een geringere vraag en andersom) kon worden onderbouwd door gebruik te maken van indifferentiecurven.

Voor zijn verdiensten werd Hicks niet alleen in de adelstand verheven, maar ontving hij tevens in 1972 de Nobelprijs, die hij overigens moest delen met de Amerikaanse econoom Kenneth Arrow. Hij stierf in 1989.



 Voorpagina