25 Grote Economen



Joan Robinson





De economische wetenschap is altijd een mannenbastion geweest. Nu nog worden de economische faculteiten vooral door mannen bevolkt en in de geschiedenis van het economisch denken komt men zelden een vrouw tegen. De Engelse econome Joan Robinson (meisjesnaam: Maurice) kan dan ook een uitzondering worden genoemd. Als er een vrouw voor de Nobelprijs economie in aanmerking zou zijn gekomen, dan was het Robinson geweest. Maar noch Robinson, noch een andere vrouw heeft deze hoofdprijs ooit gekregen.

Robinson werd geboren in 1903 in Surrey, Engeland, in een bemiddeld gezin; vader was generaal, moeder was de dochter van een hoogleraar aan de universiteit van Cambridge. Aanvankelijk leek haar belangstelling naar het vak geschiedenis uit te gaan, maar later maakte ze een ommezwaai naar economie, welk vak ze in Cambridge ging studeren. Volgens een van haar biografen werd de keuze voor economie ingegeven door haar belangstelling voor de oorzaken van maatschappelijke problemen, zoals armoede en werkloosheid. Er zijn meer vakgenoten geweest die economie uit maatschappelijke betrokkenheid economie zijn gaan studeren. Alfred Marshall, die ten tijde van Robinsons studie de economische wetenschap domineerde en Robinsons leermeester was, was er een van; en denk ook aan onze eigen Jan Tinbergen.

Robinson heeft belangrijk werk verricht op het gebied van de onvolledige mededinging. In hét handboek van de eerste decennia van de twintigste eeuw, Principles of Economics van Alfred Marshall, bestonden slechts twee marktvormen, volkomen concurrentie en monopolie. Robinson wees er terecht op dat deze twee marktvormen in de economische werkelijkheid uitzonderingen waren en dat de meeste producten verhandeld werden op marktvormen ergens tussen de twee genoemde in.

In 1933 verscheen haar The Economics of Imperfect Competition. In datzelfde jaar verscheen een soortgelijk boek, namelijk van de Amerikaan Edward Chamberlin. Deze twee boeken vertonen nogal wat overeenkomsten. Beide houden zich bezig met het gebied tussen volkomen concurrentie en monopolie. Verder is er een uiterlijke overeenkomst. Het zijn boeken die een moderne presentatie bieden van de micro-economie. Als we even afzien van de Franse econoom Antoine Cournot, die al in 1838 een verbazingwekkend moderne verhandeling over de economische besluitvorming schreef, behoorden de werken van Robinson en Chamberlin tot de eerste die de economische besluitvorming bestudeerden met behulp van de marginale analyse. De presentatie was voor een deel grafisch, nauwelijks gebruikelijk in die tijd; moderne lezers zullen dan ook weinig moeite hebben met de hun zo vertrouwde figuren van marginale en gemiddelde kosten en opbrengsten.

Door veel economen wordt Chamberlin overigens als de belangrijkste vernieuwer van de twee gezien. Robinson heeft geen nieuwe elementen in het spel gebracht; ze heeft, gebruik makend van door Cournot en Marshall ontwikkelde instrumenten, de bestaande theorie over het monopolie verfijnd. Chamberlin heeft echter de heterogeniteit van goederen als nieuw instrument naar voren gebracht. Daarmee heeft hij in feite de theorie van de monopolistische concurrentie geschapen.

Terug naar Robinson. Ten gevolge van de Grote Depressie van de jaren dertig en daarmee samenhangend de invloed die Keynes op haar uitoefende, verschoof haar aandacht naar de macro-economie. Ze maakte actief deel uit van de kring rond Keynes, die met hem nadacht over wat zijn meest spraakmakende boek zou worden, The General Theory. Ze heeft belangrijke bijdragen geleverd in de ontwikkeling van de post-keynesiaanse economie. Een en ander mondde uit in haar standaardwerk The Accumulation of Capital (1956), een boek dat, meer dan Keynes heeft gedaan, de nadruk legde op de langetermijnontwikkelingen, zoals de invloed van verschillende vormen van technische ontwikkeling op de economische groei.

Robinson heeft zich met succes ingevochten in de mannenwereld van de economie. Toch heeft het nog tot 1965 geduurd voordat ze een hoogleraarschap aan het Girton College (Cambridge) kreeg aangeboden, waar ze toch al vanaf 1937 les gaf. Een mooi moment was ook de benoeming als president van de American Economic Association in 1974. Ze was de eerste vrouw die deze functie uitoefende. Het heeft even geduurd, maar uiteindelijk kreeg Robinson de erkenning waar ze recht op had. Ze stierf in 1983.



 Voorpagina