Geschiedenis van het economisch denken



Een nieuw paradigma?


Wordt de neoklassiek-keynesiaanse synthese zo langzamerhand vervangen door een nieuw paradigma? Dat is moeilijk te zeggen. Wel kunnen we zeggen dat zich in de economische wetenschap de afgelopen decennia diverse nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan, maar de onderlinge samenhang tussen die nieuwe loten ontbreekt goeddeels. We stippen een aantal van die nieuwe ontwikkelingen aan.

Om te beginnen is er aandacht gekomen voor de micro-economische fundering van de macro-economie, waardoor die twee onderdelen meer samenhang gingen vertonen. Daarnaast hebben economen zich buiten hun traditionele vakgebied begeven en hebben ze nieuwe instrumenten in stelling gebracht. Met het standaard-instrumentarium van de economie werden bijvoorbeeld in toenemende mate beslissingen binnen de overheid en het gezinshuishouden geanalyseerd, bijvoorbeeld door de Amerikaanse Nobelprijswinnaar Gary Becker, die ook het concept human capital introduceerde. Ook de zogenaamde speltheorie, ontwikkeld door onder anderen John Nash, is breed toepasbaar gebleken. Niet alleen beslissingen op oligopolistische markten kunnen ermee worden geanalyseerd, ook overbevissing, het onderhoud van dijken of de beslissing naar een balletvoorstelling dan wel naar de bioscoop te gaan lenen zich voor de speltheoretische benadering. Aandacht is er ook gekomen voor een institutionele factor als de eigendomsrechten. De Amerikaanse econoom Ronald Coase verbond het bestaan van eigendomsrechten met de theorie van de externe effecten, de onbedoelde neveneffecten van productie en consumptie, zoals vervuiling. Het neoklassieke model verklaart waarom bestrijding van externe effecten zonder overheidsingrijpen kan plaatsvinden, mits de transactiekosten van die bestrijding niet te hoog uitvallen. Een geheel nieuwe tak van analyse is de gedragseconomie, waarin de analyse van economische beslissingen realistischer wordt gemaakt door het psychologisch aspect in de beschouwing te betrekken. Het is onder anderen Daniel Kahneman geweest, die hiervoor aandacht vroeg. Verder noemen we de rol die informatie in de theorie is gaan spelen. De standaard-theorie ging uit van transparante markten, in werkelijkheid echter is de informatie vaak asymmetrisch verdeeld, waardoor bijvoorbeeld een verschijnsel als moral hazard kan worden verklaard. Veel werk op dit terrein is verricht door George Akerlof. Verder noemen we de theorie van de rationele verwachtingen van Robert Lucas, de public choice-benadering van James Buchanan, het toepassen van de modellen op de economische geschiedenis (de cliometrie) van onder anderen Douglas North en het gebruik maken van experimenten door Vernon Smith.

Alle bovengenoemde auteurs ontvingen de Nobelprijs voor economie, vaak lang nadat ze hun baanbrekende teksten hadden gepubliceerd: Buchanan ontving de prijs in 1986, Coase in 1991, Becker in 1992, North in 1993, Nash in 1994, Lucas in 1995, Akerlof in 2001, Smith in 2002 en Kahneman in 2007.

Het is moeilijk te zeggen of dit soort ontwikkelingen leidt tot een nieuw paradigma in de zin van Kuhn. Er zijn economen die menen dat het dominante neoklassiek-keynesiaanse monism de afgelopen decennia vervangen wordt door een pluralism, een situatie waarin verschillende benaderingen naast elkaar bestaan. De Amerikaanse econoom Davies ziet de “… neoclassical economics […] being supplanted as the dominant research programme in recent economics by a collection of new, largely non-overlapping, competing research economics programmes that share relatively little in common either with each other or with neoclassical economics. I treat this new more diverse economics as a stage in the development of economics at the last century’s end, provisionally label it ‘recent economics’.”


Geschiedenis van het economisch denken