Arnold Heertje, een levenlang economieonderwijs
De onlangs overleden Arnold Heertje vertelde me ooit waarom hij zijn methode De kern van de economie had genoemd. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw waren de methodes van Van Zwijndregt dominant.1 Het gezamenlijk marktaandeel van deze methodes liep tegen de 90 procent, een bijna-monopolie dus. Van Zwijndregts methodes waren zeer uitvoerig en bestonden vooral uit wijdlopige beschrijvingen van allerlei onderwerpen. Heertje wilde het anders doen. Hij wilde zich beperken tot de essentie van wat leerlingen moesten weten, hij wilde zich beperken tot De kern van de economie.
Eerste publicaties
De eerste druk van De kern kwam uit in 1962. Minder bekend is dat Heertje eerder al, in 1959, Economie voor HBS-B publiceerde. Dit nog geen 60 pagina’s tellende leerboekje kan als een voorloper van De kern worden gezien. Het bestaat uit twee hoofdonderdelen, de micro- en de macro-economie. De behandeling is, anders dan gebruikelijk in die tijd, wiskundig-modelmatig: veel grafieken, veel algebraïsche vergelijkingen. Eerlijk gezegd weet ik niet op welke schaal het gebruikt is, in elk geval heeft het boekje drie drukken gekend. Overigens gaf Heertje vanaf 1958 zelf ook economie en wel aan het Maimonides Lyceum in Amsterdam.De Mammoetwet
In 1963 werd de Mammoetwet aangenomen, die in 1968 ingevoerd zou gaan worden. In de tussentijd moest er nagedacht worden over de inhoud van het vak economie. Er werd een commissie opgetuigd, waarin ook Heertje zitting nam. Men ging er in die tijd nog van uit dat het vwo uit twee richtingen zou bestaan, atheneum-A (maatschappijvakken, talen) en atheneum-B (wiskunde, natuurwetenschappen). Er bestond enige zorg over het niveau van het atheneum-A. Om aan die zorg tegemoet te komen, zou het vak economie 'opgewaardeerd' moeten worden in wiskundig-modelmatige richting. En de methodes van Heertje pasten daar perfect bij.Commissielid
In de genoemde commissie, de zogenaamde commissie-De Jong, speelde Heertje een vrij dominante rol. Het programma van de vakken Economie I (vwo) en Economie (havo) kwam dan ook goeddeels overeen met de inhoud van De kern van de economie. Zo gezien is het niet onbegrijpelijk dat de overgrote meerderheid van de scholen, zo’n 85 procent, de methodes van Heertje na de invoering van de Mammoetwet ging voorschrijven. Het ging dan niet alleen om De kern, dat voor vwo bedoeld was, maar ook om Elementaire economie, de bijbehorende havo-methode. Het is Heertje wel kwalijk genomen dat hij zowel commissielid was als methodeauteur. Sinds die tijd is het een ongeschreven regel dat beide functies gescheiden dienen te blijven. Overigens wordt met die regel ook wel eens de hand gelicht.Het Heertje-programma, om het zo maar te noemen, uit de jaren zestig bleef decennialang overeind. Niet zonder, soms behoorlijk ingrijpende, wijzigingen. Maar tot aan de beide Teulings-rapporten in 2002 en 2005 bleef de hoofdlijn van het programma van de commissie-De Jong in principe geldig.2
Bescherming van De kern
Er was Heertje veel aan gelegen wat hij zag als zijn intellectueel eigendom te beschermen. Toen in 1970 dan ook een rivaliserende methode op de markt verscheen, Economie voor het voortgezet onderwijs van J.J. Hollebrand & C.R. Stassen, die zijns inziens wel erg op de zijne leek, begon Heertje een rechtszaak. Hij claimde dat zijn benadering — “de modelmatige presentatie van de leerstof... waarbij begonnen wordt met de behandeling van de macro-economie” — zijn unieke prestatie was en dat de concurrerende methode de zijne in feite plagieerde. Heertje procedeerde door tot aan de Hoge Raad, die zijn claim in 1979 ten slotte afwees.Teleurstellend voor Heertje was ook dat zijn medewerker Rolf Schöndorff in 1980 met eigen methodes kwam, Economie bijvoorbeeld en Economie zonder franje. Deze beide methodes waren zeer succesvol, waarschijnlijk mede doordat het karakter ervan aanzienlijk leerlinggerichter was dan de methodes van Heertje. Met de dominantie van Heertjes methodes was toen het gedaan, hetgeen de verhouding tussen beide mannen geen goed deed.
Richtingenstrijd
Intussen riep de wiskundig-modelmatige benadering nogal wat bezwaren op van economiedocenten. Er zou gerekend worden om het rekenen, de economische werkelijkheid zou achter al die wiskunde verdwijnen. Hoewel Heertje zelf meerdere keren stelde dat de wiskunde beperkt diende te blijven, wilde het in de praktijk wel eens uit de hand lopen. Overigens was Heertje daar zelf mede debet aan, vooral De kern deel 2 benaderde af en toe het niveau van het universitaire kandidaatsexamen economie. Deze discussie spitste zich vooral toe op het vwo-examen, het havo-programma leverde in dit opzicht minder problemen op.De kritiek op het examenprogramma resulteerde in 1974 in de oprichting van de Landelijke Werkgroep Economieonderwijs (LWEO), nog steeds de uitgever van de zogenaamde Lesbrieven. Het was overigens niet alleen het wiskundig-modelmatige karakter van het (vooral vwo) onderwijs dat leidde tot de oprichting van de LWEO. Ook de veronderstelde waardevrijheid van de wetenschap moest het ontgelden. In de LWEO-visie diende er veel meer ruimte te zijn voor maatschappijkritiek. Eén van de oprichters, Herman Hartkamp, stelde voor om tijdens de economieles aandacht te besteden aan onderwerpen als milieu-educatie, oorlog en vrede, armoede en vrouwenemancipatie.
Voor of tegen Heertje
De richtingenstrijd die daarop in het economieonderwijs volgde, is wel eens verengd tot een strijd tussen Heertje en Hartkamp, hetgeen wat overdreven was. Maar in de beeldvorming was het vaak een kwestie van vóór of tegen Heertje. Om een artikel uit de Volkskrant uit 1999 te citeren: “Grofweg waren er twee stromingen [in het economieonderwijs]: de ene geloofde in Heertje. De andere niet. En die twee groepen konden (en kunnen) elkaars bloed wel drinken.” Om een indruk te geven van de uitkomst van die richtingenstrijd: het marktaandeel van de methodes van Heertje nam vanaf 1980 af en tegenwoordig is dat van De kern marginaal. Daarentegen gebruikt tegenwoordig bijna de helft van de scholen de Lesbrieven van de LWEO. De centrale examens zijn aanzienlijk contextrijker geworden, terwijl de grote modellen (keynesiaans, ISLM) geleidelijk verdwenen. Tegen het nieuwe programma
Dat Heertje af en toe fel uit de hoek kon komen, was bekend. Maar zijn reactie op het nieuwe examenprogramma economie uit 2005, opgesteld onder leiding van Coen Teulings, was in dat opzicht toch weer verrassend. Samen met Rolf Schöndorff fileerde hij het nieuwe programma tot er weinig van overbleef.3 Zonder nu op details van het artikel in te gaan kan men zich afvragen waar die ongekende felheid — kijk alleen maar naar de titel van het stuk (zie voetnoot) — vandaan kwam. Teulings noemde de stijl van het stuk niet geheel ten onrechte ‘intimiderend’ en Heertje was z.i. geen heer. Nee, het idee dat mildheid met de jaren komt, was niet aan Heertje besteed.Ten slotte
Het minste dat je van Heertje met betrekking tot het economieonderwijs kunt zeggen, is dat hij buitengewoon invloedrijk was. Zijn ‘finest hour’ vond hij in de jaren zestig, toen hij in de commissie-De Jong de lijnen voor de komende decennia uitzette, en in de jaren zeventig, toen hij met zijn methodes De kern van de economie en Elementaire economie de overgrote meerderheid van de scholen bediende. En ook daarna bleef elke methode tot aan het nieuwe Teulings-programma in zekere zin schatplichtig aan Heertje. Of zijn invloed door iedereen geapprecieerd werd, is een andere zaak. Het was in zekere zin eigen aan Heertjes persoonlijkheid dat hij stevige reacties opriep. Dat gold ook voor het door hem ontworpen programma, dat uiteindelijk tot een richtingenstrijd in het economieonderwijs leidde.Wat mij altijd heeft gefrappeerd, is zijn enorme trouw, in dit geval trouw aan het economieonderwijs. Als 25-jarige jongeman begon hij les te geven in de economie, om dat vak vervolgens niet meer los te laten. Ook toen het marktaandeel van zijn methodes gestaag terugliep en uiteindelijk marginaal werd, bleef hij schaven aan zijn De kern van de economie, onder welke titel tegenwoordig ook de havo-methode te koop is. Een economiemethode die 58 jaar in de markt is, een absoluut unicum.
1 J. van Zwijndregt, Beknopt leer- en leesboek der economie en in mindere mate Hoofdstukken der economie.
2 Het gaat om Economie moet je doen uit 2002 en om The Wealth of Education uit 2005. Beide rapporten werden geschreven door een commissie onder leiding van hoogleraar Coen Teulings.
3 A. Heertje en R. Schöndorff, ‘Theoretisch beschamend, didactisch ondoordacht, maatschappelijk onverantwoord’. Tijdschrift voor het economisch onderwijs 2005 (324-329).
Economieonderwijs