25 Grote Economen



Alfred Marshall





Alfred Marshall (1842-1924) kreeg een strenge opvoeding. Zijn autoritaire vader, kassier bij de Bank of England, eiste het uiterste van zijn zoon als het om zijn schoolwerk ging, terwijl liefhebberijen als wiskunde en schaken werden verboden. Aangezien Alfreds vader een universitaire studie niet kon betalen, sprong een rijke oom bij. In Cambridge studeerde Marshall filosofie en wiskunde.

Een vriend raadde hem aan zich eens in de economie te verdiepen en zo kwam hij terecht bij hét handboek in die tijd: de Principles of Political Economy van John Stuart Mill. Hij ‘was much excited about it’, zoals hij zelf schreef. Een tweede reden economie te gaan studeren was een kennismaking met de armoedige omstandigheden in de grote Engelse industriesteden van die tijd.

In 1877 trouwde hij met Mary Paley, een econome, met wie hij Economics of Industry schreef. Marshall werkte enige jaren aan de universiteit van Bristol, waar hij ‘s avonds les gaf aan jonge zakenlieden. Volgens zijn biografen is hier de basis gelegd voor zijn vermogen ingewikkelde vraagstukken op een heldere wijze uit te leggen. Na een paar jaar keerden de Marshalls in 1884 terug naar Cambridge, om het niet meer te verlaten.

De eerste druk van zijn bekendste werk, Principles of Economics (1890), beviel Marshall zelf maar matig. Hij liet het boek uit de handel nemen, zodat het een tamelijk zeldzaam boek werd (er bleven slechts ongeveer 150 exemplaren in omloop), dat antiquarisch astronomische bedragen zou gaan opbrengen. Marshall besteedde veel tijd aan het voortdurend herzien van dit boek. Tijdens zijn leven zijn in totaal negen drukken verschenen, de tweede al in 1891, de laatste in 1920.

De meest zichtbare invloed van Marshall in moderne economiemethodes is het zogenaamde ‘Marshallian Cross’. Dat is de overbekende grafiek waarin vraag- en aanbodcurve gezamenlijk de evenwichtsprijs en -hoeveelheid bepalen. Het is een fraaie synthese tussen de klassieke opvatting en die van de ‘nuts’-economen, waarvan Carl Menger een exponent was.

Het merkwaardige aan deze grafiek lijkt overigens te zijn dat de onafhankelijk variabele, de prijs, op de verticale as staat en de afhankelijk variabelen, de gevraagde en aangeboden hoeveelheden, op de horizontale. Docenten economie moeten keer op keer uitleggen dat het in de economie anders werkt dan in de wiskunde. Toch heeft Marshall zich niet vergist. Hij bedoelde wel degelijk dat prijsveranderingen het resultaat waren van veranderingen in gevraagde en/of aangeboden hoeveelheden. In zijn ogen zijn vragers bereid minder te betalen bij toenemende hoeveelheden en kunnen aanbieders toenemende hoeveelheden alleen tegen een hogere prijs op de markt brengen. Tegenwoordig vatten we de prijs wel op als de onafhankelijk variabele, maar Marshalls grafiek is niet meer weg te branden uit de leerboeken.

Marshall was een zorgvuldig schrijver, die niets overhaast deed. Een voorbeeld om dit duidelijk te maken: Aan de zogenaamde subjectivistische revolutie van rond 1870 zijn gewoonlijk de namen verbonden van Menger, Walras en Jevons. Uit informatie van zijn leerlingen is later gebleken dat Marshall al in een zeer vroeg stadium, wellicht ook al rond 1870, in dezelfde richting dacht. Hij vond zijn ideeën echter nog te onvoldragen om ze te publiceren.

De invloed van Marshall is groot geweest. Niet alleen dat zijn Principles jarenlang het dominerende handboek is geweest, hij heeft ook vele beroemde leerlingen gehad, zoals Joan Robinson en John Maynard Keynes. Het feit dat Marshalls werk zo snel geaccepteerd werd in Engeland, kwam wellicht door zijn zin voor traditie. “It’s all in Ricardo”, zo zei hij zelf over zijn werk om aan te geven dat hij bepaald geen revolutionair was. Sindsdien is het: “It’s all in Marshall”.



 Voorpagina