Actuele Beschouwingen



Rijnlands model



10 juni 2017

Onze economie bestaat uit een verzameling min of meer vrije markten. Daarnaast speelt de overheid een belangrijke rol. De vraag is hoe belangrijk die rol moet zijn. Ooit, in het midden van de jaren tachtig, gaf de overheid ruim 60 procent van het bruto binnenlands product (bbp) uit. Nu is dat minder dan 40 procent. Een ongekende bezuinigingsoperatie.

En het lijkt wel of die bezuinigingen alsmaar doorgaan. “De economie moet hervormd worden”, zo horen we regelmatig, waarbij hervormingen en bezuinigingen zo ongeveer hetzelfde zijn. Eigenlijk houdt niemand van bezuinigen op collectieve uitgaven. We willen graag een goede infrastructuur, kwalitatief goed onderwijs, goede gezondheids- en ouderenzorg, een royaal systeem van sociale uitkeringen — we willen door de overheid beschermd worden. En toch lijkt de kleinste overheid steeds maar weer de beste te zijn.

Dat laatste kan trouwens gemakkelijk weerlegd worden. Een kapitalistische economie kan niet zonder basisvoorwaarden die door de overheid zijn geschapen. Een land waarin corruptie de normale gang van zaken is, zonder een goede infrastructuur, zonder goed geregelde eigendomsrechten, zonder een stabiele munteenheid, om enkele zaken te noemen — in zo’n land kunnen vrije markten niet functioneren.

Aan de andere kant zal iedereen erkennen dat er aan de belastingdruk een bovengrens is. Voortdurend stijgende belastingen zijn ontmoedigend, roepen ontduiking en ontwijking, bijvoorbeeld naar het buitenland, op. Het kapitalisme wordt er minder efficiënt door. Ergens ligt dus een optimum tussen doelmatigheid en sociale bescherming. Maar waar dat optimum ligt? Er is geen theorie die daar een antwoord op heeft.

En dat geeft ruimte aan politici, ruimte om de belastingdruk te verlagen dan wel de uitgaven te verhogen, afhankelijk van de betreffende ideologie. En er zijn momenteel wel enkele miljarden te verdelen. Er is een klein begrotingsoverschot, dat best mag omslaan in een nog steeds acceptabel tekort van bijvoorbeeld één procent van het bbp. Je hebt het dan al snel over 10 miljard euro.

Zelf denk ik dat we te ver zijn gegaan met het inruilen van het Rijnlandse model (onderlinge solidariteit) voor het Angelsaksische model (maximale efficiency). Het is niet voor niets dat de sociaal-democratische partijen het overal in Europa slecht doen.


Actuele Beschouwingen