Max Weber
Weber werd op 32-jarige leeftijd hoogleraar ‘Nationalökonomie und Finanzwissenschaft’ aan de de universiteit van Heidelberg. Dit instituut heeft echter niet veel aan Weber gehad, wegens zijn eerder vermelde overspannenheid. In 1903 maakte Weber een reis naar de Verenigde Staten, die hem goed bekomen schijnt te zijn en hem wellicht heeft gestimuleerd. Vlak erna publiceerde hij tenminste zijn beroemdste boek, Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus. Aanvankelijk waren het overigens twee essays, geschreven in resp. 1904 en 1905. Hierin belichtte Weber de rol van de religie in het ontstaan van het kapitalisme.
Vaak wordt ongebreidelde hebzucht als de basis van het kapitalisme gezien. Nu speelt hebzucht uiteraard een rol, maar volgens Weber was het kapitalisme vooral rationeel en ordelijk. Het was niet toevallig dat het kapitalisme zoals wij dat kennen, zich in de 16de en 17de eeuw tegelijk met het protestantisme, in het bijzonder het calvinisme, verbreidde. Er zit volgens Weber een zekere ironie in dat het calvinisme de hebzucht afkeurt, ja zelfs een sober en spaarzaam leven stimuleert, en juist door die eigenschappen de ontwikkeling van het kapitalisme bevorderde. Het calvinisme legt de nadruk op waarden als tucht, ijver, ernst, redelijkheid, spaarzaamheid — precies het soort eigenschappen die bijvoorbeeld de Hollandse kooplieden in de 17de eeuw groot maakte en hun eigen vorm van (handels)kapitalisme deed ontstaan.
Met enige goede wil kun je ook nu nog ‘bewijzen’ vinden voor wat wel de Weber-these wordt genoemd. Volgens de Britse historicus Niall Ferguson is Weber nog steeds actueel. Hij wees er op dat de Amerikanen beduidend meer uren per jaar werken dan Europeanen. Kennelijk heerst in de VS een ander arbeidsethos dan in Europa. Volgens Ferguson is het dan ook niet toevallig dat Amerikanen veel religieuzer zijn dan Europeanen. Atheïsme komt in Amerika bijna niet voor, in Europa zegt 15 procent dat hij of zij atheïst is. Ook het kerkbezoek is in Amerika veel frequenter: het dubbele ten opzichte van Europa. Onweerlegbare bewijzen voor dit soort verbanden zullen wel nooit gevonden kunnen worden, maar het blijven interessante hypothesen. Hypothesen die uiteraard kritiek ontmoetten. Er werd bijvoorbeeld op gewezen dat het kapitalisme voor het eerst in de Italiaanse steden van de late middeleeuwen tot bloei kwam. En die steden werden vooral door rooms-katholieken bevolkt.
Intussen leidde Weber bepaald geen calvinistisch leven. Van kerkbezoek moest hij bijvoorbeeld weinig hebben, van nachtelijke drinkgelagen met zijn vrienden gevolgd door zwempartijen in de rivier des te meer. Legendarisch was zijn ruzie met Joseph Schumpeter in het Wener koffiehuis Lantmann over het belang van de Russische revolutie. Schumpeter zag in de revolutie een nuttig laboratorium. “Maar wel een laboratorium gevuld met lijken”, moet Weber hebben geantwoord. Een waar kunststukje waren ook zijn twee buitenechtelijke relaties, die de instemming van zijn vrouw hadden. Sterker, hij woonde enige tijd met ‘zijn’ drie vrouwen onder een dak. Na zijn dood ontwikkelde zich zelfs een hechte vriendschap tussen zijn vrouw en een der vriendinnen. Weber stierf in het harnas, nog volop aan het werk. Hij kreeg longontsteking en stierf in 1920, 56 jaar oud.
Voorpagina