25 Grote Economen



Irving Fisher





Zijn hele leven heeft de Amerikaanse econoom Irving Fisher zich met geld beziggehouden — eerst om het te krijgen, dan om het te verliezen en ten slotte om het weer terug te krijgen. Maar niemand zou van Fisher hebben gehoord als hij niet tevens een belangrijk theoreticus op het gebied van monetaire vraagstukken is geweest. Alle monetaire economen tot aan Milton Friedman toe zijn aan hem schatplichtig.

Irving Fisher werd geboren in 1867 in ‘upstate’ New York. Hij studeerde aan Yale College en ontwikkelde een sterke voorkeur voor wiskunde. Zijn latere economische geschriften bieden dan ook een voor die tijd flinke portie wiskunde. Na zijn promotie bleef hij aan Yale College werken, nu als hoogleraar. Al snel legde hij zich toe op zijn eigenlijke werkterrein: de onderlinge relaties tussen geldhoeveelheid, omloopsnelheid en prijzen. Rond zijn dertigste levensjaar leek hij het helemaal gemaakt te hebben: benoemd tot hoogleraar, algemeen als briljant beschouwd, gelukkig getrouwd en gezond.

Het bericht dat hij tuberculose had, kwam dan ook hard aan. Deze akelige ziekte was in die tijd zo goed als dodelijk, maar Fisher was vastbesloten te overleven. Miraculeus genoeg lukt dat ook nog en zijn hele verdere leven is hij een gezondheids‘freak’ gebleven, met regelmatig joggen, veel fruit, geen alcohol, geen tabak en altijd maar frisse lucht. Zelfs de veel voorkomende combinatie met enige humorloosheid kon men bij Fisher aantreffen.

Een andere bepalende factor in Fisher’s leven is geld geweest en dat niet alleen in theoretische zin. Op 43-jarige leeftijd ontwikkelde hij een bepaald kaartsysteem voor administratieve doeleinden, de zogenaamde Rolodex, dat hem tot een vermogend man maakte. Door gelukkige beleggingen was hij al snel multimiljonair. Maar toen kwam de beurskrach van 1929, waarin hij het grootste deel van zijn vermogen kwijtraakte. Hij was er echter vast van overtuigd dat de beurs wel weer zou aantrekken, leende her en der grote bedragen, die hij echter even snel weer verloor. Fisher heeft de rest van zijn leven gezucht onder schulden die hij onmogelijk kon aflossen.

Zijn voornaamste bijdrage aan de economie is de kwantiteitstheorie geweest. In 1911 publiceerde hij The Purchasing Power of Money. Daarin vroeg hij zich af welke factoren de koopkracht van het geld of — omgekeerd — het prijspeil bepaalden. Natuurlijk was de relatie tussen geldhoeveelheid en inflatie allang (sinds de zestiende eeuw) bekend en ook het fenomeen ‘omloopsnelheid’ was al ontdekt, maar Fisher was de eerste die een en ander systematiseerde in de nu zo bekende verkeersvergelijking MV = PQ, waarin M voor de geldhoeveelheid staat, V voor de omloopsnelheid (velocity) van het geld, P voor het algemeen prijspeil en Q voor de hoeveelheid (quantity) verhandelde goederen. Zo gezien is de kwantiteitstheorie niet meer dan identiteit: natuurlijk is de actieve geldstroom gelijk aan de totale omzetten. Maar als je aanneemt dat V en Q op korte termijn redelijk constant blijven, is het duidelijk dat een toename van de geldhoeveelheid tot inflatie leidt.

Maar de kwantiteitstheorie was niet Fisher’s enige bijdrage tot de economie. Zo heeft hij zich bezig gehouden met de theorie van de indexcijfers. Wie ooit een tentamen statistiek heeft gedaan herinnert zich misschien het naar onze econoom genoemde indexcijfer. Ook het onderscheid tussen stroom- en voorraadgrootheden is van hem afkomstig. Naar eigen zeggen kwam hij op dit onderscheid tijdens een bergwandeling in de Zwitserse Alpen, toen hij een waterval (stroomgrootheid) in een meer (voorraadgrootheid) zag plonzen. Verder heeft hij het verschil tussen nominale en reële interest (de laatste is ruwweg de nominale interest minus de inflatie) helder gesteld.

De laatste tien jaren van zijn leven waren zeker niet Fisher’s beste. Een zware schuldenlast (hij was zijn schoonzuster $750.000 dollar schuldig), zijn huis gedwongen onder de hamer, het overlijden van zijn vrouw (1940), veel vruchteloze pogingen zijn vermogen terug te winnen (hij was weer aan het uitvinden geslagen en bedacht een inklapbare stoel die niemand wilde hebben) en tenslotte sloeg de kanker toe. Aangezien de dood ook bij gezondheidsfanaten op bezoek komt, verloor hij de strijd en overleed in 1947. Algemeen wordt hij gezien als de belangrijkste Amerikaanse econoom uit de eerste helft van de twintigste eeuw.



 Voorpagina