Economie in Beelden



Inferieur brood


Het is erg vervelend een lang gekoesterde zekerheid door een eenvoudige waarneming onderuit gehaald te zien worden. Dat overkwam de negentiende-eeuwse economische wetenschap. Heel lang was de zogenaamde ‘wet van de vraag’ een onomstotelijke waarheid. Deze wet zegt dat, als de prijs van een artikel daalt, de vraag naar dat artikel zal toenemen. Omgekeerd zal een prijsstijging een afname van de vraag veroorzaken. Een prettige en overzichtelijke zekerheid, die niemand in twijfel wenste te trekken.

Totdat een Engelsman, een zekere Robert Giffen (1837-1910), eens om zich heen keek en precies het omgekeerde verband ontdekte. Hij observeerde het koopgedrag van een groep Engelse arbeiders en zag dat bij een prijsdaling van brood er juist minder brood werd gegeten. Steeg de broodprijs, dan nam de broodconsumptie toe. Een wonderlijk geval, die al snel de Giffen-paradox werd genoemd.

Nu zijn paradoxen geen echte, maar schijnbare tegenstrijdigheden. Economen hebben dan ook een oplossing voor dit raadsel weten te bedenken, die nog interessanter is dan de paradox zelf. Neem eens aan dat de broodprijs plotseling flink daalt. Nu gaven negentiende-eeuwse arbeiders een flink deel van hun karige inkomen aan brood uit, zodat ze door de prijsdaling van brood ineens aardig wat geld overhielden.

Omgezet in verhoudingen van anderhalve eeuw geleden: stel dat het weekloon € 5 bedroeg en dat een gemiddeld arbeidersgezin daarvan per week 10 broden van elk € 0,15 kocht. De uitgaven aan brood bedroegen dus € 1,50 per week. Daalde de broodprijs tot € 0,10 per stuk, dan bedroegen de uitgaven aan brood nog maar € 1. Een gezin hield dus € 0,50 per week over; aangenomen dat er evenveel broden werden gekocht. Door de daling van de broodprijs hield een gemiddeld gezin dus eentiende deel van zijn inkomen over. Economen zeggen dat het nominale inkomen, het geldinkomen, gelijk bleef, namelijk € 5, maar dat het reële inkomen, het inkomen in koopkracht, toenam. Voor hetzelfde geld konden nu geen 10, maar 15 broden worden gekocht.

Maar kochten de door Robert Giffen geobserveerde arbeiders ook extra broden? Nee, dat deden ze niet. Door de stijging van hun reële inkomen konden ze zich plotseling duurdere voedingsmiddelen, zoals vlees, veroorloven. Ze gingen een paar broden vervangen door vlees. Brood wordt in dat geval een inferieur product genoemd; in economentaal is een product inferieur als het bij een inkomensstijging door duurdere producten wordt vervangen. Giffen was weliswaar een zekerheid kwijt, maar had een paradox verklaard.


Economie in Beelden