Economie in Beelden



Egoïsme


Wie tijdens zijn vakantie wandelingen in verre en eenzame streken maakt, kan op vreemde ideeën komen. Waarom zouden we die enigszins weerloos ogende, oude man die ons tegemoet komt niet een kopje kleiner maken en ons over zijn eigendommen ontfermen? Niemand die het hier in dit verlaten oord ziet, te bewijzen valt er niets.

Om te voorkomen dat u nooit meer een letter van mij leest, kan ik u meedelen dat ik deze gedachte zeer verwerpelijk vind en de feitelijke uitvoering ervan geen moment heb overwogen. Noch koester ik het plan dat ooit te doen. Toch laat dit soort gedachten een onbehaaglijk gevoel achter; de samenleving is misschien niet zo’n veilige plaats, onder de oppervlakte broeit van alles.

Filosofen hebben al eeuwen geleden onderkend dat mensen een neiging hebben elkaar als wolven naar het leven te staan. Daarom is de overheid in het leven geroepen, zo is de gedachte, als tegenwicht tegen de nietsontziende hebzucht die in ons allen leeft. Maar u zult begrijpen dat de overheid niet tegen die taak is opgewassen. Zelfs in een politiestaat is misdaad een onontkoombaar verschijnsel.

De vader van de economie, de Schotse filosoof Adam Smith (1723-1790), dacht veel na over de menselijke hebzucht. Hij vond het egoïsme weliswaar een vervelend trekje, maar maatschappelijk gezien van niet te onderschatten betekenis. Als je iedereen zijn eigenbelang laat najagen, zal een Onzichtbare Hand ervoor zorgen dat de samenleving als geheel maximaal profiteert van het verzameld egoïsme. Niet voor niets wordt Smith gezien als de hogepriester van de vrijemarkteconomie; let ook op het religieuze accent.

Toch wordt Smith op deze manier sterk eenzijdig belicht. Lang voordat hij zijn theorie van de Onzichtbare Hand het licht deed zien, had hij nagedacht over de consequenties van een ongeremd najagen van het eigenbelang. Hij begreep dat een samenleving op die basis niet zou kunnen functioneren, zelfs niet zou kunnen bestaan. Het eigenbelang heeft een versplinterende en destructieve werking; zie de akelige gedachten waarmee dit stukje begon.

Hoewel hij niet tegen enig overheidsoptreden was, begreep Smith ook dat het het vermogen van de overheid ver te boven zou gaan een dam op te werpen tegen de vernietigende kracht van het menselijk egoïsme. Het heil hoefde in dit opzicht ook niet van de overheid te komen, aangezien de mens zelf over een eigenschap beschikt die als tegenwicht dient. Hoe zelfzuchtig de mens ook mag zijn, aldus Smith, van nature heeft hij belangstelling voor het geluk van anderen. Die onbaatzuchtige belangstelling, die bijvoorbeeld tot uiting komt in het meeleven met de ellende van een ander, levert verder niets op, maar is een reëel aanwezig aspect van de menselijke natuur.

In dit verband interessant is de volgende fictieve anekdote, afkomstig van de Indiase econoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen.
“Waar is het station?” vraagt hij me.
“Daar” zeg ik op het postkantoor wijzend. “En zou je onderweg deze brief even voor me willen posten?”
“Ja”, zegt hij, vastbesloten om de envelop open te maken om te kijken of er iets waardevols in zit.
Sen wilde duidelijk maken dat mensen die uitsluitend hun eigenbelang nastreven, sociale imbecielen zijn of rational fools, zoals de titel van het artikel luidt waaruit bovenstaande anekdote afkomstig is.

Om op Smith terug te komen: hij zou misschien wat cynischer zijn geweest als hij de twintigste eeuw had meegemaakt. Maar het idee dat de vrijemarkteconomie een tegenwicht in het hoofd van de mensen nodig heeft op straffe van versplintering, is actueler dan ooit na enkele decennia van kapitalistische euforie. Aangenomen dat de mens inderdaad over zo’n sociaal geweten beschikt, is het de vraag hoe het maatschappelijk effectief kan worden gemaakt. Er is een tijd geweest dat het georganiseerde christendom een geduchte barrière vormde tegen een al te ongebreideld kapitalisme. Die tijd is echter voorbij. Áls de huidige kerken zich al verzetten tegen de negatieve effecten van vrije markten, hun maatschappelijke invloed is zeer gering. We zullen iets anders moeten verzinnen.


Economie in Beelden