Actuele Beschouwingen



Arbeidsinkomensquote



5 augustus 2017

Dit jaar wordt in Nederland voor zo’n 720 miljard euro aan goederen en diensten geproduceerd. Waarom 720 miljard euro? Economen verklaren dat met een wiskundige vergelijking waarin de hoeveelheden arbeid en kapitaal samen de hoogte van de productie bepalen.

Een bepaalde hoeveelheid arbeid gecombineerd met een bepaalde hoeveelheid kapitaal brengt een bepaalde hoeveelheid producten voort. Denkt u maar aan een bedrijf dat werknemers in dienst heeft die zich van machines bedienen. Maar laten we even afzien van de technische kant. De benadering van de huidige economen is dat arbeid en kapitaal kennelijk in eendrachtige samenwerking de nationale productie tot stand brengen. Er wordt met andere woorden uitgegaan van het harmoniemodel.

Karl Marx dacht daar in de negentiende eeuw heel anders over. In zijn optiek was er sprake van regelrechte uitbuiting van arbeiders door kapitalisten. Arbeiders werden gedwongen tot lange werkdagen en kregen een loon op het bestaansminimum uitgekeerd. Wat de factor arbeid kreeg, kreeg de factor kapitaal niet en omgekeerd. Marx ging uit van het conflictmodel. Onder meer het ontstaan van de vakbeweging en de Russische revolutie in 1917 waren het resultaat van dit model.

Of u van het harmoniemodel dan wel van het conflictmodel wenst uit te gaan, het zijn nog steeds de productiefactoren arbeid en kapitaal die het samen moeten doen. Ook het totaal verdiende inkomen in Nederland kan worden verdeeld in een arbeids- en een kapitaalinkomen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent regelmatig de zogenaamde arbeidsinkomensquote, het deel van het verdiende inkomen dat vooral in de vorm van lonen en salarissen naar de productiefactor arbeid gaat.

Zo'n dertig jaar geleden was deze arbeidsinkomensquote nog rond de 87 procent. Voor de kapitaalinkomens — denk aan rente, huur en winst — bleef dus 13 procent over. Momenteel is de verhouding 78 procent voor de arbeids- en 22 procent voor de kapitaalinkomens. Een aanmerkelijke verslechtering voor de arbeidsinkomens dus. En dan hebben we nog geen rekening gehouden met het feit dat flexwerkers minder betaald krijgen dan werknemers in vaste dienst. Doen we dat wel, dan daalt de arbeidsinkomensquote tot zo’n 72 à 73 procent.

Natuurlijk is het ook de globalisering die hier haar tol eist. Maar waarom is slechts 20 procent van de werknemers lid van een vakbond? Neem een voorbeeld aan de werkgevers. Van hen is 90 procent aangesloten bij een werkgeversvereniging.


Actuele Beschouwingen